“En, wat vond je ervan?”. Ik had zojuist de tweede versie van het prototype gepresenteerd. In tegenstelling tot de vorige keer waren er in deze sessie nog maar weinig opmerkingen over de flow door het applicatie, die een stuk eenvoudiger geworden was. De hevigste discussies waren geluwd tot een vriendelijke consensus.
Tevreden stelde ik dus de vraag een van de betrokkenen. Het antwoord was dat het een goede sessie was geweest, maar dat we nu toch echt moesten beginnen met ‘functionaliteit te bouwen’. De urgentie die in dat antwoord doorklonk, deed mij denken aan een uitspraak van Stephen Hay:
‘We’re afraid of losing money while we’re thinking’ – Stephen Hay
Wat is functionaliteit?
Wanneer in de IT over functionaliteit wordt gesproken, wordt eigenlijk altijd het eindproduct bedoeld, het product waar de eindgebruiker mee aan de slag kan gaan. In die zin is alles wat met ontwerp en design te maken heeft, nooit ‘af’. Vandaar de perceptie dat het bouwen van de applicatie (het coderen) toch het echte werk is. Een prototype is al snel ’te veel werk’.
Maar is er in de IT eigenlijk wel ooit een eindproduct? Software verandert voortdurend (of hebben jullie vandaag nog geen notificaties voor updates ontvangen?). Er zijn geen eindproducten in de IT, alleen maar ‘versies‘. Wat je ook bedenkt, ontwerpt of codeert, het heeft altijd maar een beperkte houdbaarheidsdatum.
Juist de beperking en de vluchtigheid van een prototype maakt haar zo waardevol. Daardoor kunnen ideeën razendsnel bedacht, getest én weggegooid worden. En dat laatste is misschien nog wel de belangrijkste: dat je op tijd ziet dat je idee niet klopt.
De wereld is ten slotte al vol genoeg met ‘functionaliteit’ die:
- moeilijk te gebruiken is
- duur is om te onderhouden
- lastig is om aan te passen
De urgentie om zo snel mogelijk ‘echt’ te beginnen, pakt op lange termijn dan ook vaak veel te duur uit. Alleen wanneer we testen wat we bedenken, besparen we geld.